banketteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·ket·teert

Werkwoord

vervoeging van
banketteren

banketteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banketteren
    • Jij banketteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banketteren
    • Hij banketteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van banketteren
    • Banketteert!