ballondoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·lon·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ballondoek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ballondoek

  1. doek waarvan een luchtballon is gemaakt
     De luchtballon viel zo'n dertig meter naar beneden op een drukke straat, en vloog toen in brand. Omstanders riepen in paniek om brandblussers. Het ballondoek zweefde weg en kwam op het dak van een nabijgelegen huis terecht.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Vijf doden bij ongeluk met luchtballon in New Mexico” (Zaterdag 26 juni 2021, 22:38), NOS