babyroof
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·by·roof
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van baby zn en roof zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | babyroof | babyroven |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de babyroof m
- het stelen van een baby
- ▸ Een in Nederland wonende vrouw blijkt als baby in Argentinië het slachtoffer te zijn geweest van babyroof door de toenmalige militaire junta. Dat melden Argentijnse media.[1]
Gangbaarheid
- Het woord babyroof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “"Dwaze Oma's vinden roofbaby NL"” (Zondag 24 augustus 2014, 12:22), NOS