autoassemblage

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·as·sem·bla·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoassemblage autoassemblages
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autoassemblagev

  1. (techniek) het in elkaar zetten van een auto uit losse onderdelen
     De divisie Autoassemblage heeft in het eerste halfjaar van 2017 een omzet behaald van 1.326 miljoen euro. Sinds 2014 worden er MINI-modellen voor de BMW Group in elkaar gesleuteld.[1]
     Met een productie van een half miljoen auto's hoort België niet langer tot de belangrijke landen voor autoassemblage, meldde de Vlaamse zakenkrant De Tijd zaterdag.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2021 Weblink bron
    Vincent Krijtenburg
    “VDL-directeur Willem van der Leegte: Als je een kans ziet moet je die pakken” (12-10-2017), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2021 Weblink bron “België geen grote autoproducent meer” (26 december 2009), Het Parool