attaqueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·ta·queer·de

Werkwoord

vervoeging van
attaqueren

attaqueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van attaqueren
    • Ik attaqueerde. 
    • Jij attaqueerde. 
    • Hij, zij, het attaqueerde.