assimileer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: assimileer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- as·si·mi·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
assimileren |
assimileer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assimileren
- Ik assimileer.
- gebiedende wijs van assimileren
- Assimileer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assimileren
- Assimileer je?