aspireert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·pi·reert

Werkwoord

vervoeging van
aspireren

aspireert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aspireren
    • Jij aspireert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aspireren
    • Hij aspireert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aspireren
    • Aspireert!