arbitreert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arbitreert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·bi·treert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
arbitreren |
arbitreert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arbitreren
- Jij arbitreert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arbitreren
- Hij arbitreert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van arbitreren
- Arbitreert!