applaudisseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·plau·dis·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
applaudisseren

applaudisseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van applaudisseren
    • Ik applaudisseerde. 
    • Jij applaudisseerde. 
    • Hij, zij, het applaudisseerde.