ameen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ameen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het ameeno

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) term waarmee de geldigheid wordt bevestigd van iets dat gezegd is: het zij zo, het is zo (30×: Num. 5:22, Deut. 27:15 +, 1 Kon. 1:36, Jes. 65:16 met tekstkritiek, Jer. 11:5 +, Ps. 41:14, Neh. 5:13 +, 1 Kron. 16:36; Griekse vorm 129× in NT)
Verwante begrippen
  • Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): amen
  • Jiddisj: omein

Gangbaarheid

Verwijzingen