alludeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·lu·deert

Werkwoord

vervoeging van
alluderen

alludeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
    • Jij alludeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
    • Hij alludeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van alluderen
    • Alludeert!