allegorisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·le·go·risch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen allegorisch allegorischer
verbogen allegorische allegorischere
partitief allegorisch allegorischers -

Bijvoeglijk naamwoord

allegorisch [1]

  1. betrekking hebbend op het uitbeelden van een abstract begrip
    • Dat een allegorische optocht een bonte boel is heeft Borculo deze zaterdag weer bewezen. De fabeltjeskrant, een wagen vol Jamaicanen, smurfen, bakkers, brandweerwagens, gewone auto’s en de mooiste bloemstukken trekken aan het grote, enthousiaste publiek voorbij. [2] 
    • Op de ramen staan zijn glazen bevatten niet alleen bijbelse, maar ook allegorische onderwerpen en gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis. [3] 
    • Na The return (2003), The banishment (2007) en Elena (2011) is ook Zvjagintsevs vierde film een allegorische aanklacht tegen het Rusland van nu. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Suzanne de Heer 03-09-11 Smurfen, bakkers en Jamaicanen
  3. De Telegraaf WENDY ROEP 05 dec. 2012 Kaas en kaarsen in Gouda
  4. De Telegraaf ERIC LE DUC 23 okt. 2014 Filmrecensie| Leviathan
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be