afvraag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·vraag

Werkwoord

vervoeging van
afvragen

afvraag

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich afvragen
    • ... dat ik me afvraag. 
     Wat ik me elk jaar rond deze tijd steeds afvraag, is of we bepaalde figuren nog wel uit moeten nodigen.[1]

Verwijzingen