afschermt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·schermt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afschermen |
afschermt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschermen
- ... dat jij afschermt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschermen
- ... dat hij afschermt.