affineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fi·neert

Werkwoord

vervoeging van
affineren

affineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affineren
    • Jij affineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affineren
    • Hij affineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van affineren
    • Affineert!