adventist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ad·ven·tist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adventist | adventisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de adventist m
- (religie) aanhanger van het adventisme een in 1831 door W. Miller gesticht protestants-christelijk kerkgenootschap, waarin de spoedige wederkomst van Christus centraal staat
- Wat moet Donald Trump aanhouden als hij adventist Carson niet vertrouwd? Trump is aanhanger van het Presbyterianisme, maar heeft door uitspraken over vluchtelingen veel krediet verloren. [2]
- Het is natuurlijk niet zo vreemd dat Ryrie (1971), hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Universiteit van Durham, voor dit overzichtswerk op zoek ging naar een gemeenschappelijke karaktertrek, aangezien je protestanten natuurlijk in alle denkbare soorten en maten hebt. Lutheranen, anabaptisten, anglicanen, calvinisten, arminianen, methodisten, presbyterianen, quakers, shakers, adventisten, zevendedagsadventisten, baptisten, congregationalisten, Moravische broeders, unitariërs, leden van de Pinksterbeweging – het aanbod is schier eindeloos, en alleen al in Nederland, waar in 2004 de grootste kerken samengingen in de Protestantse Kerk in Nederland, zijn er maar liefst veertien officiële protestantse kerkgenootschappen. [3]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord adventist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adventist" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ adventist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ HP de Tijd 31/10 | 2015 DOOR:JESSY DE COOKER ‘Religion matters’ in Amerikaanse verkiezingsstrijd
- ↑ NRC Rob Hartmans 29 september 2017 Kleurrijk volk, die protestanten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be