activa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ti·va
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

activa mv

  1. alleen meervoud (boekhouding) in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen van een onderneming
     Gebouwen, voorraden en liquide middelen gelden als activa, de in patenten verzamelde kennis misschien ook. Schulden en het eigen vermogen horen bij de passiva.[2]
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord activum
Antoniemen
  1. passiva
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. activa op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2020 Weblink bron
    Mikkel Hofstee
    “Mensen horen ook op de balans van een bedrijf” (14 februari 2019) op nrc.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Werkwoord

vervoeging van
activer

activa

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van activer


Roemeens

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

activa

  1. activeren


Spaans

Bijvoeglijk naamwoord

activa

  1. vrouwelijk enkelvoud van activo

Werkwoord

vervoeging van
activar

activa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van activar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van activar