accumuleert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accumuleert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·cu·mu·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accumuleren |
accumuleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accumuleren
- Jij accumuleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accumuleren
- Hij accumuleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van accumuleren
- Accumuleert!