accentuere
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accentuere (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
- accentueer ww met de uitgang -e
Woordafbreking
- ac·cen·tu·e·re
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accentueren |
accentuere
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van accentueren
- ... dat men accentuere.