aanvulde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vul·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvullen |
aanvulde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanvullen
- ... dat ik aanvulde.
- ... dat jij aanvulde.
- ... dat hij, zij, het aanvulde.
- ... dat ik aanvulde.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanvulde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.