aanmaakten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanmaakten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanmaktə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·maak·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanmaken |
aanmaakten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanmaken
- ...dat wij aanmaakten.
- ...dat jullie aanmaakten.
- ...dat zij aanmaakten.
- ...dat wij aanmaakten.