aankoopdirecteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·koop·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankoopdirecteur aankoopdirecteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aankoopdirecteurm

  1. hoofd van de afdeling inkoop
     Maar het vertrouwen in de dienstensector bleef overeind en de tewerkstellingscomponent van de ISM-index (vertrouwen aankoopdirecteuren) voor de dienstensector steeg naar het op één na hoogste niveau van de voorbije vijf jaar.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron
    Koen De Leus
    “Dalende bedrijfswinsten versus versnellende Amerikaanse groei” (06/11/2015), De Standaard