aankomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·komt

Werkwoord

vervoeging van
aankomen

aankomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankomen
    • ... dat jij aankomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankomen
    • ... dat hij aankomt.