aanklaagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klaagt

Werkwoord

vervoeging van
aanklagen

aanklaagt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanklagen
    • ... dat jij aanklaagt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanklagen
    • ... dat hij aanklaagt. 

Gangbaarheid