aangewakkerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·wak·kerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen aangewakkerd
verbogen aangewakkerde

Bijvoeglijk naamwoord

aangewakkerd

  1. sterker worden
    • De door de wind aangewakkerde bosbrand was moeilijk te blussen. 
    • Zijn eenmaal aangewakkerde ambities maakten hem blind voor de moeilijkheden die hij nog te overwinnen had. 

Werkwoord

vervoeging van: aanwakkeren…
verbogen vorm: aangewakkerde

aangewakkerd

  1. voltooid deelwoord van aanwakkeren
     Ergens diep binnenin je bevindt zich daarentegen het oergevoel dat na elk bezoek aan de site meer aangewakkerd zal worden.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen