aaneenplakken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·een·plak·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aaneen bw en plakken ww
Werkwoord
aaneenplakken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aaneenplakken |
plakte aaneen |
aaneengeplakt |
zwak -t | volledig |
- twee of meer zaken met lijm of plaksel aan elkaar vastmaken
Gangbaarheid
- Het woord 'aaneenplakken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.