aanbeenden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbeenden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambendə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·been·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanbenen |
aanbeenden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanbenen
- ...dat wij aanbeenden.
- ...dat jullie aanbeenden.
- ...dat zij aanbeenden.
- ...dat wij aanbeenden.