aanbakke
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·bak·ke
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanbakken |
aanbakke
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanbakken
- ... dat men aanbakke.
vervoeging van |
---|
aanbakken |
aanbakke