Thailander
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Thailander (hulp, bestand)
Woordafbreking
- Thai·lan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Thailander | Thailanders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Thailander m
- (demoniem) een inwoner van Thailand, of iemand afkomstig uit Thailand
Synoniemen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Thailand in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Thai, Thailander • inwoonster: Thaise, Thailandse • bijvoeglijk: Thailands, Thais |
Gangbaarheid
- Het woord Thailander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.