Kamergebouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Kamergebouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- Ka·mer·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van Kamer zn en gebouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kamergebouw | Kamergebouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het Kamergebouw o
- gebouw waar de Nederlandse volksvertegenwoordiging vergadert
- ▸ Buiten het Kamergebouw demonstreerden tientallen zorgmedewerkers voor meer geld. De frustratie zit bij hen diep:[1]
- ▸ Voorafgaand aan het debat was er bij wijze van protest een loper voor het Kamergebouw gelegd, gemaakt van theateraffiches voor afgelaste voorstellingen. "Heel pijnlijk", noemde Van Engelshoven die loper. "Je beseft hoe zwaar het is voor de sector."[2]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord Kamergebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Kabinet en Kamer blijven erbij: geen extra loonsverhoging in de zorg” (WO 19 AUGUSTUS 2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Toch subsidie voor Scapino en Eurosonic Noorderslag” (29-06-2020), NOS