éénzijdig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- één·zij·dig
Woordherkomst en -opbouw
- beklemtoonde vorm van eenzijdig volgens spellingregel 5.A; zonder speciale nadruk is de schrijfwijze eenzijdig zonder accenten [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | éénzijdig |
verbogen | éénzijdige |
Bijvoeglijk naamwoord
éénzijdig
- op maar één kant betrekking hebbend, van maar één kant komend (als de tegenstelling met tweezijdig wordt benadrukt)
- Een onderzoeker kan besluiten om éénzijdig te toetsen als het ene middel onmogelijk slechter kan zijn dan het andere middel. [2]
Schrijfwijzen
Antoniemen
Typische woordcombinaties
- éénzijdig ongevalverkeersongeluk waar maar één voertuig is betrokken
Gangbaarheid
- Het woord 'éénzijdig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Eénoudergezin / eenoudergezin op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; geraadpleegd 2018-05-25
- ↑ Schouten, H.J.A.Klinische statistiek: Een praktische inleiding in methodologie en analyse 2e druk (1999) Bohn Stafleu van Loghum, Houten; ISBN 9789031329786; p. 113; geraadpleegd 2018-05-25