zondigde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zon·dig·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zondigen |
zondigde
- enkelvoud verleden tijd van zondigen
- Ik zondigde.
- Jij zondigde.
- Hij, zij, het zondigde.
- Ik zondigde.