ziekenhuisdirecteuren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·di·rec·teu·ren

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuisdirecteurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ziekenhuisdirecteur
    • In de afgelopen tien jaar heeft het ziekenhuis vijf ziekenhuisdirecteuren gehad.