zengde af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeng·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzengen |
zengde af
- enkelvoud verleden tijd van afzengen
- Ik zengde af.
- Jij zengde af.
- Hij, zij, het zengde af.
- Ik zengde af.
vervoeging van |
---|
afzengen |
zengde af