zegende af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zegende af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ze·gen·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzegenen |
zegende af
- enkelvoud verleden tijd van afzegenen
- Ik zegende af.
- Jij zegende af.
- Hij, zij, het zegende af.
- Ik zegende af.