zegde terug
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zegde terug (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zeg·de te·rug
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugzeggen |
zegde terug
- enkelvoud verleden tijd van terugzeggen
- Ik zegde terug.
- Jij zegde terug.
- Hij, zij, het zegde terug.
- Ik zegde terug.