wrikkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wrik·kel

Werkwoord

vervoeging van
wrikkelen

wrikkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrikkelen
    • Ik wrikkel. 
  2. gebiedende wijs van wrikkelen
    • Wrikkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrikkelen
    • Wrikkel je?