wegsuft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·suft

Werkwoord

vervoeging van
wegsuffen

wegsuft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsuffen
    • ... dat jij wegsuft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegsuffen
    • ... dat hij wegsuft. 

Gangbaarheid