Naar inhoud springen

wegspringt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·springt

Werkwoord

vervoeging van
wegspringen

wegspringt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegspringen
    • ... dat jij wegspringt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegspringen
    • ... dat hij wegspringt.