wegrende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weg·ren·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wegrennen |
wegrende
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegrennen
- ... dat ik wegrende.
- ... dat jij wegrende.
- ... dat hij, zij, het wegrende.
- ... dat ik wegrende.