weglacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·lacht

Werkwoord

vervoeging van
weglachen

weglacht

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weglachen
    • ... dat jij weglacht. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weglachen
    • ... dat hij weglacht.