weggaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weg·gaf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
weggeven |
weggaf
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van weggeven
- ... dat ik weggaf.
- ... dat jij weggaf.
- ... dat hij, zij, het weggaf.
- ... dat ik weggaf.
vervoeging van |
---|
weggeven |
weggaf