wegcijfert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·cij·fert

Werkwoord

vervoeging van
wegcijferen

wegcijfert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegcijferen
    • ... dat jij wegcijfert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegcijferen
    • ... dat hij wegcijfert. 

Gangbaarheid