websurf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- web·surf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
websurfen |
websurf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van websurfen
- Ik websurf.
- gebiedende wijs van websurfen
- Websurf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van websurfen
- Websurf je?
Gangbaarheid
- Het woord websurf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.