wandelde weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·del·de weg

Werkwoord

vervoeging van
wegwandelen

wandelde weg

  1. enkelvoud verleden tijd van wegwandelen
    • Ik wandelde weg. 
    • Jij wandelde weg. 
    • Hij, zij, het wandelde weg.