wamde
Uiterlijk
- wam·de
vervoeging van |
---|
wammen |
wamde
- enkelvoud verleden tijd van wammen
- Ik wamde.
- Jij wamde.
- Hij, zij, het wamde.
- Ik wamde.
- Het woord wamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
wammen |
wamde