waggelde aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wag·gel·de aan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwaggelen |
waggelde aan
- enkelvoud verleden tijd van aanwaggelen
- Ik waggelde aan.
- Jij waggelde aan.
- Hij, zij, het waggelde aan.
- Ik waggelde aan.
vervoeging van |
---|
aanwaggelen |
waggelde aan