waardeerde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·deer·de af

Werkwoord

vervoeging van
afwaarderen

waardeerde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afwaarderen
    • Ik waardeerde af. 
    • Jij waardeerde af. 
    • Hij, zij, het waardeerde af.