vooruitbetaalden
Uiterlijk
- voor·uit·be·taal·den
vervoeging van |
---|
vooruitbetalen |
vooruitbetaalden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vooruitbetalen
- ...dat wij vooruitbetaalden.
- ...dat jullie vooruitbetaalden.
- ...dat zij vooruitbetaalden.
- ...dat wij vooruitbetaalden.