Naar inhoud springen

vooruitbetaalden

Uit WikiWoordenboek
  • voor·uit·be·taal·den
vervoeging van
vooruitbetalen

vooruitbetaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vooruitbetalen
    • ...dat wij vooruitbetaalden. 
    • ...dat jullie vooruitbetaalden. 
    • ...dat zij vooruitbetaalden.