voortbrengt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·brengt

Werkwoord

vervoeging van
voortbrengen

voortbrengt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortbrengen
    • ... dat jij voortbrengt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortbrengen
    • ... dat hij voortbrengt.